Generic filters
Exact matches only
Generic filters
Exact matches only
Generic filters
Exact matches only

Inleiding 


Methotrexaat wordt (ook in het spraakgebruik) vaak afgekort tot MTX

Methotrexaat onderdrukt het immuunsysteem, en daarmee de ongewenste ontstekingsreacties bij systemische vasculitis.

De mate waarin methotrexaat het immuunsysteem onderdrukt (dit heet de immuunsuppressieve werking), is veel zwakker dan dat van cyclofosfamide Daar staat tegenover dat de bijwerkingen wat minder vaak voorkomen en ook minder zwaar zijn. Methotrexaat kan daarom in combinatie met prednisolon een rol spelen bij onder meer de behandeling van GPA. Het lijkt een goede vorm van behandeling voor patiënten die een niet-levensbedreigende vorm van de ziekte hebben. Het kan vooral ook gebruikt worden bij patiënten die het gebruik van cyclofosfamide hebben moeten staken vanwege de bijwerkingen.

Uit onderzoek is gebleken dat bij ongeveer 70% van de patiënten met een milde vorm van GPA, die met dit middel behandeld worden, de ziekteactiviteit volledig tot rust kan worden gebracht. Dat betekent dat zij een complete remissie krijgen. Tijdens de behandeling met methotrexaat kunnen net als bij de andere behandelingsvormen terugvallen (recidieven) optreden. Het middel bereikt zijn maximale werking na ongeveer zes tot acht weken gebruik.

Methotrexaat en azathioprine zijn beiden medicijnen die een minder sterke werking hebben als cyclofosfamide of rituximab maar beiden ook minder (ernstige) bijwerkingen hebben. Onderzoek wordt nog gedaan naar de vraag wanneer de voorkeur gegeven zou moeten worden aan azathioprine en wanneer aan methotrexaat.

Voorlopig kan in zijn algemeenheid gesteld worden dat methotrexaat gebruikt kan worden om een remissie te bewerkstelligen bij niet al te heftige vormen van systemische vasculitis. Het is minder geschikt voor onderhoudsdoeleinden (de vervolgbehandeling). Voor azathioprine is dit net andersom, dit is geschikter voor onderhoud.

Bij heftige vormen van systemische vasculitis blijft cyclofosfamide het aangewezen medicijn (zeker in de eerste fase van de behandeling).

Werking, toediening en bijwerkingen

  • Werking

    Methotrexaat is een cytostaticum. Dit wil zeggen dat het middel de aanmaak van nieuwe cellen remt. Dat betekent dat ook de aanmaak van rode bloedcellen, bloedplaatjes en witte bloedcellen (waaronder lymfocyten, die deel uitmaken van het immuunsysteem) wordt geremd. De lymfocyten spelen bij een primaire vasculitis, een belangrijke rol in het ziekteproces (de auto-immuunreactie) doordat zij de ontstekingsreactie en de productie van ANCA stimuleren.

  • Toediening

    Methotrexaat kan in de vorm van tabletten genomen worden. Het is ook als injectievloeistof te verkrijgen en wordt dan met een spuit in een spier of onder de huid ingebracht.

    Zowel in tabletvorm als in injectievorm hoeft het middel maar één keer per week te worden toegediend.

  • Bijwerkingen

    Ook methotrexaat heeft een aantal bijwerkingen, maar in vergelijking met de bijwerkingen van cyclofosfamide zijn het er toch wat minder. Hieronder gaan we wat verder in op de bijwerkingen.

    Methotrexaat remt de aanmaak van nieuwe cellen en daarmee de functie van het beenmerg. Omdat het beenmerg zorgt voor de aanmaak van bloedcellen, kan daardoor een tekort aan rode en witte bloedcellen ontstaan. Hierdoor kan de vatbaarheid voor infecties (sterk) worden verhoogd. Het is dan ook belangrijk dat er bij gebruik van methotrexaat regelmatig bloedonderzoek wordt gedaan, waarbij de rode en witte bloedcellen geteld worden. Extra foliumzuur (tablet) kan de remming van de aanmaak van de bloedcellen gedeeltelijk voorkomen.

    Snelle deling (= aanmaak) van (nieuwe) cellen is ook nodig voor het in stand houden van goede slijmvliezen. Methotrexaat remt de werking van het slijmvlies veel sterker dan andere medicijnen als cyclofosfamide (Endoxan) en azathioprine (Imuran). Door de verminderde werking van het slijmvlies kunnen oppervlakkige zweertjes aan de tong, in de mond en in de keel voorkomen. Deze kunnen het kauwen en slikken sterk bemoeilijken. Ook kunnen de ogen droog en branderig aanvoelen en wat rood worden. Deze klachten worden minder door de dosis methotrexaat te verlagen en foliumzuur bij te geven.

    Bij ongeveer eenderde van de patiënten kunnen er allerlei klachten optreden van het maagdarmkanaal, zoals:


    • misselijkheid en braken
    • diarree
    • maagontsteking en/of maagzweer, dit gaat dan gepaard met klachten als
    • zuurbranden (daarbij komt de zure inhoud van de maag in de slokdarm omhoog
    • pijn (met name ‘s nachts)

    Meestal verminderen deze bijwerkingen na een tijdje zonder dat de behandeling onderbroken hoeft te worden. Ook een tijdelijke vermindering van de dosering wil helpen. Een extra foliumzuur vitaminepreparaat innemen, helpt soms tegen de misselijkheid.

    Regelmatig kunnen bijwerkingen als moeheid en koorts optreden.

    Het gebruik van methotrexaat kan ook leiden tot bindweefselwoekering in de longen (longfibrose), met kortademigheid als gevolg. Incidenteel (bij minder dan 1%) treedt er wel eens een acute, waarschijnlijk allergische, longontsteking op.

    Ook kan methotrexaat leiden tot functiestoornissen van de lever. In enkele gevallen leidt dit tot bindweefselwoekering in de lever (leverfibrose). Bij langdurig gebruik van methotrexaat kan het nodig zijn om een biopsie van de lever te doen. Daarbij wordt een stukje weefsel uit de lever gehaald en op leverfibrose onderzocht.

    Bij leveraandoeningen of een aantasting van de lever door andere medicijnen of door een hoog alcoholgebruik , dient opgepast te worden met het gebruik van methotrexaat.

    Een aantal minder vaak voorkomende bijwerkingen van methotrexaat zijn:


    • menstruatiestoornissen
    • haaruitval
    • bloed in de urine (onmiddellijk uw arts consulteren)
    • blaasontsteking (onmiddellijk uw arts consulteren)

    Bij gebruik van methotrexaat moet men zonodig voor goede voorbehoedsmiddelen zorgen.

    Bij zwangere vrouwen kan methotrexaat de ongeboren baby beschadigen. Na de geboorte kan het middel in de moedermelk terechtkomen en op die manier negatieve effecten hebben op de baby. Een moeder mag haar kind in dat geval dus geen borstvoeding geven.