Generic filters
Exact matches only
Generic filters
Exact matches only
Generic filters
Exact matches only

Bij een aantal vormen van vasculitis worden in het bloed ANCA gevonden. Dat is bij:

  • Granulomatose met PolyAngiitis (GPA - vroeger de ziekte van Wegener genoemd) (bijna altijd) ,
  • microscopische polyangiïtis (MPA) (meestal),
  • EGPA (Eosinofiele Granulomatose met PolyAngiitis)( vroeger het Churg-Strauss syndroom genoemd (in ongeveer de helft van de gevallen)
  • en bij necrotizerende crescentische glomerulonefritis, dat is een vasculitis die beperkt is tot de nieren.

Wat zijn ANCA

ANCA (anti neutrofiel cytoplasmatische auto-antistoffen) zijn autoantistoffen. Autoantistoffen zijn gericht tegen het lichaam zelf. Normaal gesproken zou een antistof gericht moeten zijn tegen een indringer van buiten het lichaam. De ANCA is meestal gericht tegen enzymen in het celvocht (cytoplasma) van een bepaalde groep van witte bloedcellen, de zogenaamde neutrofiele granulocyten. Meestal gaat het om de enzymen proteïnase 3 (PR3) of myeloperoxidase (MPO). Dit zijn enzymen die eiwit splitsen en ongewenste bacteriën kunnen vernietigen.

Bij gezonde mensen komen deze auto-antistoffen, ANCA, normaal gesproken niet voor.

Het is niet bekend waarom ANCA ontstaan. We weten wel dat ze een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van de hierboven genoemde vormen van systemische vasculitis.

Er zijn dus twee belangrijke soorten ANCA: eentje die gericht is tegen het PR3 enzym en eentje die gericht is tegen MPO. Als je die twee na een IIF test onder de microscoop bekijkt zien ze er anders uit. Bij de een kleurt de celkern aan en bij de andere het gebied rond de celkern (de periferie). Daarom spreekt men ook wel van c-ANCA en p-ANCA

c-ANCA (PR3 ANCA)

De c-ANCA is de cytoplasmatische ANCA.

De c-ANCA draagt haar naam omdat bij een IIF test (zie hiernaast) met name het cytoplasma tussen de lobben van de celkern oplicht.

De c-ANCA wordt vooral gevonden bij GPA en vaak ook bij EGPA/(Churg-Strauss)

De c-ANCA richt zich vooral tegen het PR3 enzym (proteïnase 3)

 

p-ANCA (MPO ANCA)

De later ontdekte p-ANCA is de perinucleaire ANCA.

Hierbij licht bij een IIF test vooral de ring om de celkern van de witte bloedcellen op
(peri =rondom nucleair = celkern).

De p-ANCA wordt vooral gevonden bij MPA.

De p-ANCA richt zich vooral tegen het MPO enzym (myeloperoxidase)

De ANCA-test

De ANCA-test meet de hoeveelheid ANCA in het bloed. De ANCA wordt van oorsprong gemeten met een indirecte immuun fluorescentie test (IIF-test). Op een microscoopglaasje geplakte granulocyten (witte bloedcellen) worden een tijdje op de geschikte temperatuur in serum geïncubeerd. Serum is de vloeistof die overblijft als alle cellen en stollingseiwitten uit het bloed zijn gehaald.

De antistoffen binden zich aan de granulocyten. Als dan een fluoriserende stof wordt toegevoegd, is onder de microscoop een specifiek kleurpatroon te zien.

Bij gezonde mensen en bij patiënten met andere ziekten zal over het algemeen geen kleuring optreden, omdat er dan géén ANCA aanwezig zijn.

ANCA komen ook voor bij enkele andere ziekten, zoals reumatoïde artritis. Deze ANCA zijn echter niet gericht tegen proteïnase 3 (PR3) of myeloperoxidase (MPO), maar vooral tegen lactoferrine.

De IIF-test (de normale ANCA-test) kan géén onderscheid maken tussen deze verschillende enzymen, en zal daardoor onvoldoende aangeven of er sprake is van bijvoorbeeld reumatoïde arthritis of systemische vasculitis. In de meeste gevallen (± 90%) zal het wel gaan om een vorm van systemische vasculitis.

Meer zekerheid over de aard van de aandoening geeft de ELISA-test, in combinatie met de IIF-test. Met de ELISA-test kunnen namelijk de antistoffen tegen proteïnase 3 en myeloperoxidase aangetoond worden. Deze antistoffen komen alléén bij systemische vasculitis voor. De ELISA-test wordt hier niet zo vaak voor gebruikt, omdat ze wat duurder is en niet alle laboratoria kunnen deze test uitvoeren.


ANCA en de ziekteactiviteit

Bij ANCA testen wordt de ziekteactiviteit bepaald middels de zogenaamde IIF-titer. Hierbij wordt het serum telkens iets verder verdunt om te kijken bij welke verdunning nog antistoffen aantoonbaar zijn.

Als regelmatig wordt gecontroleerd hoe het is met de hoeveelheid ANCA in het bloed van een patiënt, dan is dat een goede maat voor het verloop van de ziekteactiviteit. Een dalend ANCA-niveau in het bloed geeft meestal aan dat de medicijnen vat op de systeemvasculitis krijgen. De ziekte wordt langzamerhand tot rust gebracht. Een stijgend ANCA-niveau geeft daarentegen meestal een sterker wordende ziekteactiviteit aan. De medicatie tijdens de behandeling wordt afgestemd op de klachten die de patiënt heeft, de bloeduitslagen en het verloop van de ANCA-waarden.

De ANCA-waarden van twee verschillende patiënten zijn meestal niet met elkaar te vergelijken. Je kunt daardoor niet zeggen dat, wanneer het ANCA-niveau van de ene patiënt hoger ligt dan van een andere patiënt, de eerste patiënt zieker is dan de tweede patiënt. Dit heeft te maken met het feit dat de ANCA-waarde niet automatisch gemeten wordt. Het meten van de ANCA is mensenwerk, waardoor er een verschil kan zijn tussen laboratoria. Maar ook is niet elke patiënt even gevoelig voor ANCA. De ene patiënt kan bij eenzelfde ANCA-niveau meer ziekteverschijnselen hebben dan de andere.


ANCA en de voorspelling van opvlammingen

Onlangs is onderzocht of de ANCA-waarde gebruikt kan worden om opvlammingen van de ziekte te voorspellen en op basis daarvan alvast te behandelen. Op die manier wilde men proberen te voorkomen dat ziekteverschijnselen optreden. Daarmee zou dan schade aan organen als gevolg van de opvlammingen, of zelfs overlijden, voorkomen kunnen worden.

Uit het onderzoek bleek dat er bij de meeste patiënten sprake was van een stijging van de ANCA, voordat ze een opvlamming kregen. Er is gekeken of deze informatie kon helpen bij het vroegtijdig behandelen van een opvlamming. Men behandelde patiënten met een stijging van de ANCA een tijdje met azathioprine (Imuran) en prednisolon, om te voorkomen dat ze een opvlamming kregen. Dat werkte wel, maar slechts voor de korte termijn. Helaas liepen deze patiënten wat later, als met de medicijnen gestopt was, alsnog een grote kans om een opvlamming te krijgen. De kortdurende behandeling met azathioprine en prednisolon stelde de opvlamming voor een groot deel van de patiënten dus alleen maar uit.

Overige testen